Alcohol, niet per definitie slecht, maar...
Het onderzoek van drs. Sarai Boelema, promovenda te Universiteit van Utrecht, dat het effect van alcohol in het puberbrein meet, toont aan dat er geen harde bewijzen zijn voor omvangrijke schade dat door alcohol veroorzaakt zou worden.
Aan het onderzoek deden 2230 jongeren
mee met verschillende leefgewoontes, achtergronden en van verschillende
leeftijden. De drinkers functioneerden niet slechter dan niet-drinkers als het
gaat om geheugen, impulscontrole en concentratievermogen. ‘Wat wij gedaan hebben is dat wij een
grote groep jongeren gedurende langere tijd gevolgd hebben en hen een aantal
taken die de concentratie of mentale flexibiliteit meten, hebben laten
afleggen’, aldus Boelema. Op de vraag of veel-drinkers minder scoorden dan
niet-drinkers geeft de onderzoeker aan geen verschillen te hebben ontdekt. De
groep jongeren zijn voor een duur van vier jaren gevolgd en onder de definitie
‘drinker’ valt volgens dit onderzoek een persoon die iedere week, minstens 1 keer
per week, 6 glazen per gelegenheid drinkt. In de praktijk was het overigens zo,
dat er per gelegenheid gemiddeld 15 glazen alcohol werd geconsumeerd.
Hoe het dan komt dat we regelmatig
horen dat alcohol slecht voor je is op een leeftijd dat je hersenen nog in
ontwikkeling zijn, antwoordt de onderzoeker als volgt: ‘Dat alcohol slecht voor
je zou zijn, op een dergelijke leeftijd is inderdaad de boodschap geweest dat
naar buiten is gebracht. Met dit onderzoek valt echter ook niet te zeggen, dat
alcohol niet slecht voor je is. Wat wel is aangetoond door middel van de taken
die zijn afgenomen, is dat jongeren die veel drinken, zich niet anders
ontwikkelen dan jongeren die niet drinken.’
Het huidige
beeld is volgens de promovenda vooral gebaseerd op onderzoek naar
alcoholverslaafde pubers.
‘Uit vooronderzoek kwamen wat verontrustendere berichten naar buiten en dat
heeft er waarschijnlijk mee te maken dat overige, bestaande studies kleinschaliger
zijn geweest en jongeren niet voor zo’n langere periode hebben gevolgd, en
bovendien gebaseerd zijn op jongeren met een alcoholverslaving . Deze studies
wijzen ook niet eenduidig dezelfde kant op. De cognitieve schade die
alcoholconsumptie kan opleveren, is ten onrechte veralgemeniseerd.’
De
verslavingsgevallen zaten er in dit onderzoek ook bij, juist om een zo juist
mogelijke dwarsdoorsnede van de Nederlandse jeugd te doen vertegenwoordigen. In
het onderzoek voldoet 2% aan de criteria van een alcoholverslaafde. Volgens
Boelema is er meer onderzoek naar het effect van alcoholgebruik door
jongeren nodig. Haar onderzoek lijkt erop te wijzen dat de effecten van alcohol
op het puberende brein subtieler zijn dan tot nu toe werd aangenomen. Opvallend is wel dat enkel meisjes
met een alcoholverslaving het slechter doen op een taak die het concentratievermogen
meet. Die meisjes ontwikkelen zich wel afwijkend. ‘Meisjes zijn gevoeliger voor
de gevolgen van alcohol, omdat ze alcohol minder snel afbreken en lichter zijn,
het komt gewoon harder binnen bij hen. Bovendien hebben verslaafden vaak
psychische problemen. Mogelijk verklaart dat hun slechte cognitieve prestaties. Jongens die alcoholverslaafd zijn, hebben
die problemen ook minder.’
Niet iedereen
is blij met de conclusies van het onderzoek. Staatssecretaris Van Rijn van
Volksgezondheid is kritisch en stelt: ‘dat alcohol slecht is voor kinderen
staat als een paal boven water. Tegenover dit onderzoek staan tal van
onderzoeken naar de schade door alcohol bij ongeboren kinderen, door
comazuipen, en de relatie met probleemgedrag.’
Reacties
Een reactie posten